
Spreekwoorden: (1914)
Den teugel vieren,d.w.z. den vrijen loop, den vrijen teugel laten; niet betoomen of beteugelen; eene uitdr. ontleend aan het paardrijden; viert men (d.i. laat men schieten; zie n<sup>o<-sup>. 332) den teugel, dan houdt men het paard niet in; hetzelfde als mnl. die tome rumen; 17<sup&g...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Den teugel vieren,d.w.z. den vrijen loop, den vrijen teugel laten; niet betoomen of beteugelen; eene uitdr. ontleend aan het paardrijden; viert men (d.i. laat men schieten; zie n<sup>o<-sup>. 332) den teugel, dan houdt men het paard niet in; hetzelfde als mnl. die tome rumen; 17<sup&g...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.